erikodijk.nl

Skog 2001 - 2024, de grens voorbij.

Skog 2001 - 2024, de grens voorbij.

Vanuit mijn oeuvre bezien is Skog van 2001, 23 jaar geleden gemaakt als onderdeel van een serie tekeningen op hetzelfde vergelijkbare formaat; Politieke tekeningen omdat ze wildernissen tonen en natuurlijke fenomenen in een tijd waarin de aanslagen op de natuur minstens zo verontrustend waren als nu. Dat gaat verder terug naar het rapport van de club van Rome, Grenzen aan de groei (1972)

De ervaringen van op een plek uitkomen tijdens wandelingen is de ervaring van ‘de kracht van plaats’, die haakt in het geheugen. Wat ik zie werd een begrip; Ik zag er symboliek in, een tegenstelling, een grens… ik voelde vaak het echte ‘thuisgevoel van het natuurlijk huis’. Ik ervoer het sublieme.

Het sublieme is nu het uitgesponnen onderwerp van al mijn werk.

De ontmoetingen met - en inzichten door het sublieme en de voorstelling van de plek representeerde ik in picturale neoromantische stijl getekende landschappen en taferelen. Vista’s in grensvlechtwerken. Skog is een document van een oerbos in zweden dat een geconserveerde plek is, geïsoleerd in een nieuw soort wildernis; het demsterwold van productieboswoestjnen. Zo’n plek heeft een onderwerp in petto dat begrip wordt. In Skog is dat een bevroren winterwereld die ontdooit in het trage voorjaar in het noorden. In de waterspiegeling zien we de bevroren toestand gespiegeld in een ijzerrijke bloeddoorlopen ven waarin we in de diepe ondiepte het leven zien terugkeren. Het werk representeerd dat moment in tijd; Omkadering accentueerd compositie en kijklijnen en werkt als een venster op verheffende aspecten en betekenissen van natuur en landschap.

‘De bezieling door een exotische maar ook brute omgeving wordt omgezet in houtskool en krijt in tekeningen op groot formaat. Het beeld bestaat in een evenwicht tussen de handeling van het tekenen en het streven naar het afbeelden van de werkelijkheid. Het handschrift zoekt oplossingen en creëert een proces dat zichzelf lijkt te sturen. De tekening is net als de natuur zelf een ordening die uit chaos voortkomt. Dit proces bouwt een motorisch geheugen op. Oplossingen van het handschrift groeperen zich als zichzelf gelijkende vormen. Het detail vormt de essentie van waaruit het uiteindelijke beeld in hoge dichtheid wordt opgebouwd.’ (2005)

‘Binnen de huidige economische, politieke en maatschappelijke context waarin angst lijkt te overheersen, kan de dynamiek van het Sublieme bijzonder relevant zijn. Het Sublieme kan helpen de hedendaagse neerslachtigheid van de ‘condition humaine’ te beschrijven, maar ook bijdragen aan het formuleren van een constructief antwoord hierop. Het Sublieme gaat over de ervaring van de mens die de confrontatie durft aan te gaan met datgene wat zijn begrip en kennis te boven gaat, en daar betekenis aan probeert te geven. Het zou een alternatief kunnen bieden voor de dreigende waanzin en het mogelijke uiteenvallen van de samenleving.’ (E.O.2016)

Tekenen en Fotografie. Ik werk alleen met eigen foto’s. Tekeningen en foto’s zijn onlosmakelijk verbonden in het werkproces. De voorstelling zou een vorm van ‘extended photography’ kunnen zijn ipv. ‘Photo Realism’.

Materiaal: In de grote performatieve in-situ werken heb ik het houtskool ontdekt als grof lichamelijk inzetbaar materiaal. In het atelier gebruik ik de tekenmaterialen niet om ze als materiaal herkenbaar te tonen; Het karakter van het materiaal is totaal ondergeschikt aan het beeld dat ik het liefst 1 op 1 toon en maak…( het handschrift zoekt oplossingen). Op het illusoire vlak tijdens de ontmoeting van publiek met de getekende natuur van de wandelaar is het grote formaat onontkoombaar de enige manier om erin te verdwijnen, erin te worden opgenomen en tegelijkertijd teruggesmeten te worden door een duistere ontoegankelijkheid.

Ik mag zelfs niet meer herkennen hoe ik een werk heb gemaakt. Het werk is de voorstelling, in het werkproces toont zich de wil van het werk en ben ik slechts een assistent. Pas als het werk klaar is en er lang genoeg naar gekeken is vier ik het korte moment van mijn artistieke ego, weet ik of het engagemant met het onderwerp geslaagd is waarna ik het werk ‘verlies’ en het als ding op zichzelf onderdeel wordt van de (kunst)geschiedenis…

Anno NU: Elk materiaal is geschikt om ondergeschikt te blijven m.i. Ik kies het materiaal dat ‘me ligt’. Houtskool is voor de tekenaar hetzelfde als klei voor de beeldhouwer. Kleine, niet fysieke monumentale tekeningen vragen soms om een fijner materiaal, dat heeft met schaal te maken. Maar dan was er de uitdaging om met dat fijne materiaal een monumentaal werk te maken (Ridisegno 2022). Dat moest, ten dienste van het beeld, een monikkenwerk worden; Dat gaf mij een nieuwe verdiepende ervaring. De ervaring van tijd is hier op meerdere betekenisniveaus van belang. Het monikkengebed bracht me een summiere dialectiek over grenzen; de zg. ‘grensontologische reflectie.’ (E.O. 2024)

Het paradigma waarin mijn werk ontstaat.

Arbeid ambacht proces betekenis

beeld concept uitvoering

organisatie uitvoering tijd

rolverdeling wisselwerking ambitie

werk ego verlies

betekenis podium publiek

Het proces is de uitvoering. Dat vindt plaats na de organisatie. In de uitvoering assisteer ik in wat de tekening wil; hoe het handschrift genereert vanuit het concept; rolverdeling. De tijd versterkt dit tot ervaring in het geheugen van het ambacht. Dit is arbeid. Mijn ambitie en het groeien van de betekenis voeden mijn doorzettingsvermogen; obsessief. Er is sprake van een rolverdeling en naarmate het proces vordert, van een wisselwerking. In de eindfase van het werk is er ruimte voor het ego wat de betekenis versterkt van het concept. Het concept is het eerste beeld dat zich in mijn geestesoog manifesteerde. Ambacht proces en wisselwerking creëeren het beeld dat in haar verschijning méér en anders is dan het geestesbeeld dat zich ooit aandiende… Ego, beeld en betekenis versmelten in de eindfase van het werk, en als het werk klaar is. Daarna ontstaat de afstand tot het werk en merk ik dat ik het werk verlies. Uiteindelijk krijgt het werk een podium en een publiek en gebeurt er ook iets met de betekenis; De betekenis die het publiek erinlegt, wat het publiek voelt, en de eventuele echte betekenis wordt begrepen… maar het is wat het is, niet meer en niet minder.

De wil creëert de uitgangspunten, de contouren… Dat is de wil van het beeld dat zich aan mij toonde en mijn wil om dat beeld om te zetten in boodschap. (E.O.2023)

Bezien als object van verlangen gaat het in mijn getekende en gefilmde verhaal over de verschuivingen in het werk en in de inhoud. Over verandering, meestal geprojecteerd via het gevoel, dat een opgave wordt. Door de opgave ontstaat nieuw gevoel en overtuiging, na catharsis en crisis, vanuit de radeloosheid en de ‘escape’.

>conserveren
hunkeren naar intimiteit muze
vereniging
de synthese
(in) het verschiet<

Erik Odijk Nijmegen 23 April 2024.

‘ De schilder Ernst Wilhelm Nay: ”We kunnen niet arrogant doen en de natuur naar onze zin inrichten, wij kunnen de natuur slechts bekijken, beleven; wachten dat zij ons tot zich laat, wachten tot we binnentreden..” Deze regels lijken ook van toepassing te zijn op het werk van Erik Odijk. Het kunstwerk als reflectie èn als lofzang op de natuur. Doorgaan tot de rand van de tekening, daar waar zij onbegrensd dreigt te worden. Waar lijnen en vlekken ons terugduwen en meezuigen. De ruimte waar we verdwijnen in het kreupelhout.’ (anne bruggenkamp)

Statement: Het oeuvre van Erik Odijk is belangrijk door de pregnante verbeelding van een van de grote onderwerpen van onze tijd: de veranderende perceptie van de natuur. In zijn werk betrapt hij het gespleten gevoel van de natuurreiziger, die weet dat elke stap die hij zet mogelijk schade toebrengt aan deze omgeving maar die niettemin de roep van de wildernis niet kan weerstaan. De innerlijke tegenstrijdigheid die deze kunstenaar/reiziger ervaart, komt op een overtuigende manier naar voren in zijn teksten over de huidige roep om natuur in onze cultuur. In zijn tekst voor de studiereis ‘Power of Place’ in de Verenigde Staten in 2007 schrijft Erik Odijk:“Arcadische dualiteit is een thema waarin ik me verdiep. De twee soorten Arcadië: ruig en lieflijk, donker en licht… Het pastorale Arcadië van de goede smaak, harmonie en aangepaste vormen tegenover het woeste, ruige en verontrustende Arcadië zoals een wildernis. Aan beide vormen was en is nog steeds behoefte. Veel stads- en landschapsparken in stedelijke gebieden passen in het lieflijke Arcadië, het zijn plekken voor ontspanning, recreatie en sociaal verkeer. Sociale plekken met sociale bomen, sociale heuvels en sociale waterpartijen ondersteund door sociale voorzieningen en infrastructuur. Daarnaast is er weer behoefte aan ‘wilde natuur’. De tendens is om onze arcadische agrarische cultuurlandschappen om te vormen tot wilde natuur. Men steekt dijken door, creëert riviervlietbossen die blootstaan aan en gevormd worden door natuurlijk geweld, compleet met op zichzelf teruggeworpen ‘wilde dieren’. Waar ligt de grens tussen het geordende en veilige landschap van tuinen, parken en cultuurlandschappen en het ruige, wilde ‘onherbergzame’ landschap waar zoveel angst voor is? Is die grens er wel?” (Mark Kremer)